- Met inachtneming van § 5, derde en vierde lid, alsmede § 6, zevenentwintigste lid, staat de aannemer in voor de goede hoedanigheid van de bouwstoffen, voor de geschiktheid voor hun bestemming en het voldoen aan de gestelde eisen, alsmede voor de tijdige levering.
- Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen gekeurd moeten worden, mag de aannemer deze niet verwerken voordat deze zijn goedgekeurd.
- De directie kan verlangen, dat goedgekeurde bouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog worden vervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken worden geconstateerd. Deze vervanging geschiedt voor rekening van de opdrachtgever en wordt als meerwerk verrekend, onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.
Indien echter het gebrek redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend en het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend, komt deze vervanging voor rekening van de aannemer. - De directie is bevoegd een bewijs van oorsprong van bouwstoffen te verlangen.
- Indien de directie zulks goed vindt, zal de aannemer in plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen andere mogen leveren, mits van overeenkomstige hoedanigheid.
De directie onthoudt de goedkeuring niet op onredelijke gronden.
Opm.: Het verdient aanbeveling om ten behoeve van de beoordelingsgronden, de minimale gelijkwaardigheidscriteria reeds vooraf in het bestek op te nemen. Het naderhand toetsen aan nieuwe criteria is niet correct.